Hoe kunnen we je helpen?

Kan ik een eenmanszaak én een bv hebben?

Kan ik een eenmanszaak én een bv hebben?

Het korte antwoord? Ja – dat is mogelijk. Het langere antwoord, inclusief voor- en nadelen? Dat leest u hieronder.

De eenmanszaak en de besloten vennootschap (bv) zijn beiden veel voorkomende bedrijfsstructuren. Een eenmanszaak is de go-to-oplossing voor freelancers en zzp’ers die op een relatief eenvoudige manier zichzelf van werk willen verschaffen. Een bv biedt meer bescherming voor de ondernemer en is volgens velen een manier van ondernemen die ook écht als zodoende aanvoelt.

Voordelen
Sommige ondernemers hebben echter beiden: een eenmanszaak én een bv. Dat maakt het mogelijk om voordelen van beiden te genieten. U kunt bijvoorbeeld de eenmanszaak gebruiken wanneer u freelance-klussen krijgt aangeboden, terwijl de bv wordt ingezet bij risicovolle of kapitaalintensieve projecten.

Bijkomend voordeel is het feit dat u dubbel profiteert van fiscale voordelen. Een eenmanszaak biedt toegang tot aftrekposten, zoals de zelfstandigenaftrek, waardoor u minder belasting betaalt over uw zzp-opbrengsten. Maar een bv heeft weer een lage vennootschapsbelasting op winsten die u niet direct nodig heeft.

Ten slotte kan een bv professioneler overkomen bij grotere opdrachtgevers of investeerders. Een win-win-win-situatie, dus.

Nadelen
Is zo’n dubbele structuur alleen maar rozengeur en maneschijn? Nee – dat niet. Het hebben van een eenmanszaak én een bv brengt tenslotte ook extra administratie met zich mee. U heeft bijvoorbeeld twee gescheiden boekhoudingen nodig. Soms komt hier zelfs nog een derde variant bij, gezien veel bv’s ook nog een holding starten.

Daarnaast mogen de twee bedrijven niet in elkaar worden vervlochten. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om een eenmanszaak op te richten die uitsluitend diensten verleent aan de bv. Dit wordt door de Belastingdienst gezien als een schijnconstructie. De eenmanszaak moet voldoende onafhankelijk zijn en ook diensten verlenen aan andere opdrachtgevers.

Komt er een nieuwe vliegbelasting? Dit moet u erover weten!

Komt er een nieuwe vliegbelasting? Dit moet u erover weten!

Het kabinet heeft plannen om de vliegbelasting te verhogen. De kern van deze plannen? Hoe verder de vlucht, hoe duurder het ticket. Lees er hieronder meer over.

Vliegtickets en de belasting hierop zijn een tamelijk heet hangijzer binnen de Tweede Kamer. Partijen stonden én staan lijnrecht tegenover elkaar als het gaat om het treffen van maatregelen om vervuilende vluchten aan te pakken.

Het kabinet-Schoof lijkt nu een consensus te hebben bereikt. Ze pleit namelijk voor het invoeren van een hogere belasting op verre vluchten: een zogenoemde prijsdifferentiatie. Deze moet in 2027 worden ingevoerd. Dat meldt het Financieel Dagblad op basis van de hoofdlijnen uit het regeerakkoord.

Hoe komt de nieuwe vliegbelasting eruit te zien?
Hoe de belasting er precies uit komt te zien, is momenteel nog onduidelijk. Het zou hierbij kunnen dat er gekeken wordt naar landen als Duitsland en Engeland. Beiden werken momenteel al met een prijsdifferentiatie rondom vliegtickets.

In Engeland betalen passagiers €100 meer voor een vliegticket wanneer ze een reis van meer dan 3.000 kilometer maken. Doen ze dat in de eerste klasse? Dan wordt dit bedrag verhoogd naar €200.

De belasting zou het rijk naar verluidt 248 miljoen euro per jaar opleveren.

Waar komt deze maatregel vandaan?
Helemaal nieuw is de maatregel overigens niet. Schiphol opperde een jaar geleden al een soortgelijk plan. Volgens de luchthaven is 80% van de vervuiling namelijk afkomstig van slechts 20% van de vluchten – de verre vlucht, dus.

Het kabinetsplan is in ieder geval een tegenvaller voor luchtvaartmaatschappijen die juist inzetten op verre vluchten, zoals KLM. Intercontinentale vluchten zijn voor hen een verdienmodel om te kunnen investeren in nieuwe, schonere toestellen.

Bron: Business Traveller

Minder belastingvoordelen op het pensioenvermogen? Dit zijn ze voordelen!

Het kabinet belooft lagere belastingen, maar hoe zit dat precies?

Het is een veel geopperd idee in politiek Den Haag: minder belasting op arbeid, meer belasting op kapitaal. Wat dat betreft is het relatief vreemd dat de gróótste vermogensbestanddelen – pensioenvermogen – juist gesubsidieerd worden. Verschillende economen trekken derhalve aan de bel.

Het pensioenvermogen wordt in Nederland niet belast, maar juist gesubsidieerd – en niet met de minste bedragen. De statistieken laten zien dat onze subsidiëring hoger is dan in andere OESO-landen (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling), waartoe ook landen als België, Canada en Frankrijk behoren.

Een situatie waar een einde aan moet komen, menen verschillende economen. De huidige situatie kost de Nederlandse staatskas behoorlijk wat geld. Er gaat zelfs meer geld naartoe dan naar het basisonderwijs – ter illustratie.

Ze pleiten daarom voor minder belastingvoordelen op het pensioenvermogen, wat volgens hen de volgende voordelen teweegbrengt.

Meer gelijkheid
De belastingvoordelen op het pensioenvermogen komen momenteel te vaak ten goede van hogere inkomensgroepen. Dat kan leiden tot een vergroting van de ongelijkheid.

Minder belastingvoordelen dragen in dat geval bij aan een eerlijkere verdeling van de belastingdruk en de verdeling van het inkomen.

Meer efficiëntie
De belastingvoordelen leiden volgens sommige economen tot overmatig sparen voor het pensioen. Onwenselijk, vinden zij. Consumeren en investeren zijn betere opties die zorgen voor meer economische efficiëntie.

Meer overheidsinkomsten
Wanneer de overheid bezuinigt op subsidies, worden de overheidsuitgaven vanzelfsprekend minder. Het kabinet houdt dan onder de streep meer over, waarmee bijvoorbeeld begrotingstekorten gedicht kunnen worden.

Meer vereenvoudiging
Minder belastingvoordelen op het pensioenvermogen dragen ook bij aan een vereenvoudiging van de administratieve lasten. Dat levert voordelen op voor de belastingbetaler, maar ook voor de Belastingdienst zelf.

Het kabinet belooft lagere belastingen, maar hoe zit dat precies?

Het kabinet belooft lagere belastingen, maar hoe zit dat precies?

Het Hoofdlijnenakkoord 2024 van het aanstaande kabinet Schoof I belooft veel, maar één van de elementen die veel mensen is opgevallen, is de belofte voor lagere belastingen. Om welke belastingen het precies gaat? We vertellen het u hieronder.

Belasting voor werkenden
Het is het doel van het nieuwe kabinet om ervoor te zorgen dat werkenden minder belasting betalen. De aanstaande regering heeft daarvoor maar liefst twee miljard euro gereserveerd.

Hoe ze dit precies voor zich zien, is nog niet duidelijk. Een van de opties is een extra schijf in de inkomstenbelasting.

Minder energiebelasting
De energiebelasting, die relatief recent nog werd verhoogd, wordt verlaagd. Het gaat om een verlaging van 2,8 cent per kuub gas.

Meer kindgebonden budget en huurtoeslag
Als onderdeel van een aanpak die armoede moet bestrijden, heeft het kabinet bekendgemaakt het kindgebonden budget en de huurtoeslag te willen verhogen. Het is ook hier nog niet bekend om wat voor verhoging het precies gaat, maar we weten wél dat hier 800 miljoen euro voor beschikbaar is gesteld.

Meer compensatie voor studenten
Technisch gezien is dit geen belastingverlaging, maar wél een financiële meevaller voor studenten van de zogenoemde pechgeneratie. Zij krijgen onder het nieuwe kabinet met z’n allen 1,3 miljard euro meer compensatie: zo’n €1000 per student.

Minder belasting voor bedrijfseigenaren
Eigenaren van een bedrijf krijgen eveneens te maken met minder belasting. Het belastingtarief voor directeuren en grootaandeelhouders in box wordt namelijk met twee procent teruggebracht: naar 31 procent.

Minder accijnzen op brandstof
Tot slot: boeren en loonwerkers gaan minder accijns op brandstof betalen. Dit scheelt hen €0,29 op een liter.

Interessant voor EV-bestuurders: de motorrijtuigenbelasting wordt uitgesteld

Interessant voor EV-bestuurders: de motorrijtuigenbelasting wordt uitgesteld

Bestuurders van elektrische voertuigen hoeven geen motorrijtuigenbelasting te betalen. Daar zou in 2025 verandering in komen, maar die wijziging is inmiddels van de baan. We leggen u hieronder de situatie uit.

Wat is er aan de hand?
Om schoon en duurzaam rijden te bevorderen, zijn elektrische voertuigen gevrijwaard van de motorrijtuigenbelasting. Tijdelijk, althans. Het was de bedoeling dat ook EV-bestuurders op 1 januari 2025 hun maandelijkse, fiscale bijdrage moesten leveren.

Het probleem hierbij is dat deze belasting wordt berekend op basis van het gewicht van een auto. Voor een zwaardere wagen, bijvoorbeeld een bestelbus, wordt zodoende meer wegenbelasting betaald dan voor een Mini Cooper, om maar wat te noemen.

Elektrische voertuigen dragen echter een relatief zware accu met zich mee. Dat maakt de meeste EV-auto’s per definitie zwaarder dan reguliere wagens. Bestuurders van een elektrische auto zouden daarom meer belasting moeten betalen dan bestuurders van een normaal exemplaar.

Dat is natuurlijk onwenselijk, want hiermee schiet de regeling haar oorspronkelijke doel voorbij: het stimuleren van elektrisch rijden.

Hoe wordt het opgelost?
Het demissionaire kabinet heeft nu in ieder geval laten weten dat EV-eigenaren langer kunnen profiteren van de belastingkorting. Het gaat om een uitstel van ieder geval één jaar, waardoor zij ook in 2025 géén wegenbelasting betalen.

In de jaren daarna wordt de belastingkorting langzaamaan afgebouwd. Zo verandert deze in 2026 van een vrijstelling naar een korting van 40%: een korting die in 2029 wordt afgebouwd naar 35%.

Het is uiteindelijk de bedoeling dat elektrische chauffeurs in 2031 de volle mep betalen. Het kabinet verwacht dan dat er dusdanig veel elektrische auto’s zijn dat het aanmoedigen van de aankoop hiervan niet langer nodig is.

Motorrijtuigenbelasting: hoeveel ev-rijders haken af wanneer deze omhoog gaat?

Motorrijtuigenbelasting: hoeveel ev-rijders haken af wanneer deze omhoog gaat?

Chauffeurs van elektrische voertuigen worden momenteel niet belast, maar dat gaat in de toekomst veranderen. En als dat het geval is, lijken er heel wat ev-rijders terug te keren naar benzineauto’s… 

Dat blijkt uit een recent onderzoek van het bureau Revnext in opdracht van de Vereniging Elektrische Rijders (VER). Deze studie beweert dat ruim de helft van alle particuliere ev-bestuurders bij het verdwijnen van dit belastingvoordeel afhaakt: 54%. 

Motorrijtuigenbelasting
De motorrijtuigenbelasting, ook wel simpelweg de mrt genoemd, wordt momenteel in z’n geheel weggewuifd voor bestuurders van elektrische voertuigen. Ze betalen geen cent belasting. De regeling is in het leven geroepen om elektrisch en duurzaam rijden te stimuleren.  

Dat gaat echter veranderen, te beginnen volgend jaar. Ev-bestuurders betalen vanaf 1 januari 2025 een kwart van het gebruikelijke belastingtarief. Dit wordt een jaar later opgevoerd naar het volledige tarief. 

De exacte bedragen die daarbij komen kijken, hangen – net als bij benzineauto’s – af van het gewicht. Dat levert echter problemen op, want een elektrische auto is doorgaans zwaarder dan een benzineauto. Elektrische bestuurders gaan hierdoor niet evenveel, maar meer belasting betalen. 

Tussenoplossing
Of de plannen daadwerkelijk in deze vorm worden doorgevoerd, valt nog te bezien. Het is ook mogelijk dat er een tussenoplossing komt waarbij er een tarief wordt bedacht dat gelijkwaardig is aan dat van de benzineauto’s. Een soort gewichtskorting, zeg maar. 

Revnext heeft ook onderzocht hoeveel ev-bestuurders er in dat scenario afhaken. Dit percentage ligt aanzienlijk lager: 29% ten opzichte van 54%. 

Reden tot overstap
Veel van de ondervraagden geven aan dat het belastingvoordeel juist de voorname reden was om überhaupt te switchen naar elektrisch rijden. Dat verklaart het hoge percentage uitstappers bij een eventuele wetswijziging. 

Wat is voordeliger: een auto op eigen naam óf op de zaak?

Wat is voordeliger: een auto op eigen naam óf op de zaak?

We geven u graag een eenduidig antwoord, maar in dit geval is dat eigenlijk niet mogelijk. Dit hangt namelijk compleet af van uw persoonlijke situatie.

Bent u een ondernemer en heeft u plannen om een auto aan te schaffen? Dan heeft u twee mogelijkheden: de auto op uw naam zetten of de wagen op naam van uw bedrijf zetten.

Het klinkt logisch om de auto op de zaak te zetten als deze ook met name voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt. Toch is dit niet altijd even slim om te doen. Belastingtechnisch gezien is het in veel gevallen namelijk alsnog slimmer om het voertuig privé te houden.

De voor- en nadelen van een auto op eigen naam
U mag, wanneer u uw auto op eigen naam zet, iedere zakelijk gereden kilometer aftrekken van uw inkomstenbelasting. Het gaat daarbij om €0,23 per kilometer. Dit kan leiden tot aanzienlijk minder belasting, vooral wanneer u veel rijdt.

De nadelen zijn echter dat u alle autokosten, bijvoorbeeld onderhoud, benzine en verzekeringen, zelf moet betalen.

De voor- en nadelen van een auto op de zaak
Alle autokosten, los van boetes, zijn bij een zakelijke auto wél op te geven als kosten. Er schuilt echter ook een belangrijk nadeel in deze constructie: de bijtelling.

Dit houdt in dat u een x-bedrag aan belasting bijbetaalt wanneer u méér dan 500 privékilometers per jaar rijdt. En dat is al gauw het geval. Een auto van de zaak kost u zodoende vaak enkele duizenden euro’s aan belasting meer per jaar.

Wat u het beste kunt doen, is gebruikmaken van de check van de Kamer van Koophandel (KvK). Deze laat aan de hand van verschillende gegevens, waaronder het aantal door u gereden kilometers en de cataloguswaarde van uw auto, zien wat in uw situatie het slimst is. Erg handig.

De belasting van de Koning: waarom Willem-Alexander wél en niet belast moet worden

De belasting van de Koning: waarom Willem-Alexander wél en niet belast moet worden

Hij was in de afgelopen maand veelvuldig in het nieuws: Koning Willem-Alexander. Niet vanwege Koningsdag of het doorknippen van een of ander lintje, wel vanwege zijn belastingen. Of beter gezegd: het gebrek daaraan.

De Koning hoeft namelijk geen belasting te betalen. Dat staat in artikel 40 van de Grondwet en is in 1848 bepaald.

In dit artikel wordt gesteld dat de Koning, maar ook zijn opvolger én de opvolger die afstand doet van de troon, geen loon- en inkomstenbelasting hoeft te betalen.

Dit gebrek aan belastingen wordt om de zoveel tijd onderwerp van discussie. Voordat we de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen, willen we wel één ding duidelijk maken. Het is namelijk niet zo dat de Koning helemaal geen belasting betaalt.

Hij betaalt namelijk wel degelijk belasting over zijn privévermogen. De vrijwaring zit hem in de inkomstenbelasting en, hoe vreemd dat misschien ook klinkt, de wegenbelasting. Willem-Alexander betaalt geen belasting over de auto’s die het kenteken AA dragen.

Voordeel
De voorstanders van belasting voor de Koning lijken voor nu aan de winnende hand te zijn. Zowel de Eerste als de Tweede Kamer hebben namelijk gestemd voor een grondwetswijziging die dit mogelijk moet maken.

Het voordeel daarvan is met name principieel. Voorstanders stellen dat iedereen zijn of haar steentje moet bijdragen aan de maatschappij, inclusief de Koning.

Nadeel
Nadelen zijn er echter ook. Een grondwetswijziging is ten slotte geen aanpassing die van de ene op de andere dag te maken valt. Hier gaat flink wat tijd én geld mee gemoeid – en dus stellen tegenstanders dat de Koning dan net zo goed belastingvrij kan blijven: dat is ongeveer net zo duur.

…en wéér wordt er overboden op de woningmarkt: hoe kan dat?

…en wéér wordt er overboden op de woningmarkt: hoe kan dat?

Ongeveer halverwege het kalenderjaar 2023 leek het eventjes gedaan te zijn met de massale overbiedingen tijdens huizenjachten. Of de kansen voor starters daarmee keerden? Niet echt. Het overbieden is helaas weer terug van weggeweest.

Eventjes terug naar het voorjaar van 2023. Tijdens die periode liet de huizenmarkt plotseling een daling zien in de prijzen. Een welkom teken voor de vele starters in Nederland die, in veel gevallen, al jaren tevergeefs zochten naar hun eigen stek, maar daarbij dikwijls voor een dichte deur kwamen te staan. Letterlijk.

Helaas bleek de vreugde van korte duur. Tegen de tijd dat de zomer aanbrak, waren de meeste woningen in prijs alweer gestegen – en flink ook. De potentiële koper was meer kwijt dan ooit.

Iets wat wél bleef staan, was de daling in het aantal overbiedingen. Maar ook wat dat betreft zijn we inmiddels weer terug bij af. Overbiedingen van duizenden euro’s zijn eerder regel dan uitzondering. Wat gaat er toch mis?

Oorzaak in hypotheekrentes en CAO-onderhandelingen
Het percentage woningen waarbij overbieden nodig is, staat inmiddels op 35%. Dat geldt voornamelijk voor huizen op populaire locaties, hoewel het zelfs bij prijzige woningen in de provincie niet langer uitgesloten is dat er overboden moet worden.

De reden tot deze ongewenste terugkeer heeft te maken met maximale leencapaciteit. Die is voor veel mensen gestegen, maar niet voor starters.

Waar de hypotheekrentes stabiliseerden rond de 3,8%, kregen veel werknemers na CAO-onderhandelingen looncompensatie. Dat resulteerde in een fenomeen waarbij hogere inkomensgroepen een hogere, maximale hypotheek konden krijgen: een stijging van wel €40.000 tot €50.000. En dat komt starters niet ten goede. 

Hoe deze ontwikkelingen er verder uit komen te zien? Dat weten we niet, maar we houden u uiteraard op de hoogte van al het nieuws!

Zijn de dalingen in huizenprijzen dan tóch verleden tijd?

Zijn de dalingen in huizenprijzen dan tóch verleden tijd?

Het waren twee fantastische dagen… Nadat het nieuws – voor het eerst sinds tijden – grootschalig kopte dat de prijzen voor koopwoningen omlaag gaan, is er opeens sprake van een kentering. Huizen zijn dus weer duurder, wat één belangrijke vraag oproept: zijn de prijsstijgingen een nieuwe trend? 
 
Laten we u allereerst een beetje geruststellen: het gaat niet om een forse stijging. De prijzen van koophuizen stegen deze zomer met ongeveer 0,5%. Dat is helemaal niets vergeleken met de stijgingen van rond de 20% die we in 2021 en 2022 zagen. 
 
Toch is het een redelijke trendbreuk met de afgelopen maanden. De huizenprijzen werden daarin steeds lager, wat meer perspectief bood voor onder meer starters op de woningmarkt. 
 
Nu hebben we dan toch weer te maken met een stijging van de prijzen. Het lijkt daarom binnen de lijn der verwachtingen te liggen dat er in het restant van 2023 ook minder huizen worden verkocht. Dat was tenslotte tijdens de eerste zeven maanden van dit jaar ook al het geval. Vorig jaar werden er namelijk rond dezelfde tijd 7% meer huizen verkocht. 
 
Goed of slecht nieuws? 
Nu klinkt dit misschien per definitie als slecht nieuws. Maar dat hoeft niet zo te zijn. De lagere prijzen voor koopwoningen gingen afgelopen periode namelijk ook gepaard met een hogere hypotheekrente. Deze steeg vorig naar naar rond de 4%. 
 
Dat hield concreet in dat huizenkopers alsnog minder konden lenen en daarmee ook minder hoog konden bieden op een potentiële woning. De hele situatie bracht dus eigenlijk weinig positief nieuws voor onder meer starters op de woningmarkt. 
 
Of deze prijsstijgingen wél goed nieuws betekenen voor de hypotheekrente? Dat lijkt ons niet, maar het is vooralsnog erg onduidelijk om conclusies voor de toekomst te trekken.